Paul van Goudoever exposeert tot 10 januari een honderdtal foto's van dichters die de laatste twintig jaar optraden in Zaal 100. De vorige maand gehouden WK Poëzie vormde de aanleiding.
De portretten zijn samengevoegd tot een tiental blokken van ieder twaalf foto's. De sprekende dichter vormt als thema de rode draad; iedereen draagt iets voor. De foto's vertellen gezamenlijk een verhaal, maar verschillen onderling wat betreft belichting en kleur. Daardoor blijven het autonome afbeeldingen. Tegelijkertijd zijn de foto’s, behalve thematisch aansluitend, zo gegroepeerd dat ze toch een eenheid vormen. Dit komt deels door de symmetrische composities. Soms lijken de foto’s die de linker- of rechterzijde vormen een dialoog met elkaar aan te gaan. De geportretteerden aan de linkerkant kijken grosso modo naar rechts, die aan de rechterkant naar links. De bovenste rij kijkt schuin naar beneden of recht vooruit, de onderste zijn vanaf een lager standpunt vastgelegd of kijken naar boven. De meeste blikken richten zich als het ware naar binnen, naar de twee foto's die het centrum van de vierkanten vormen. Daarop wordt het podium uitgelicht, de plek waar zij allen hebben gestaan, meestal gevuld met halfportretten van dichters begeleid door musici.. Samengevoegd vormen de foto’s een symbiose tussen portret- en groepsfotografie. De blikken, gelaatsuitdrukkingen, gebaren, houdingen en belichtingen laten ritmes ontstaan die doet denken aan schuttersstukken. Een unieke presentatie.
Al organisator heb ik al die dichters zien optreden. Zo’n verzameling foto’s roept herinneringen op, bijvoorbeeld aan Rudy Hofman met zijn rookbommetjeslied op het moment dat het staatsieportret van de koning wordt aangevallen, aan Armand, met wie ik samenwerkte aan een muzikale vertaling van Karel en de Elegast, aan Fabiola, die tot aan zijn dood jarenlang voordroeg uit zijn dagboek, of aan Frank Starik, die af en toe langskwam en die je op de foto recht in de ogen kijkt. En natuurlijk zijn er dichters die niet zijn afgebeeld. Zo was er Bone, die in staat was uit een telefoonboek voor te lezen, begeleid door de Oktopedians. En dan was er Barry Fitton, die een keur aan Engelse dichters liet optreden, Jochem Noorden, Kili met zijn poppenkast, de Belgische protestdichter Herman J. Claeys, Peter Alberts, Emile de Smet, Nancy de Lange, Wally Tax; teveel om op te noemen. De poëzie-avonden zijn wisselend bezet. Het overkomt mij soms dat er maar twee of drie dichters zijn, terwijl er wel tien luisteraars verschijnen, maar ook dat er dertig dichters zijn en dat er helemaal geen publiek is. Dat gebeurde de laatste twintig jaar geregeld, vandaar: Café vol Dichters.
Aja Waalwijk voor de Staatskrant december 2018