Het ontdekken van mens- of diervormen in natuurlijke objecten is een magische aangelegenheid. Ineens is het er, vanuit het niets, het gezicht of de vis in het hout, de vorm van de vogel in de tak, dode materie die lijkt te zijn bezield. Maarten van der Horst laat zich inspireren door de vorm en aard van het gevonden materiaal dat hij verwerkt. In zijn objecten van hout, steen, botten en metaal staat de veranderende identiteit van het ding centraal in een organische kringloop van natuur tot cultuur en andersom. Vaak zijn in de vormen van de door weer en wind gepolijste stukken hout of steen figuren zichtbaar, geaccentueerd door kleuraanbrenging. De sculptuur blijft herkenbaar als boom, plank of steen, maar verbeeldt tegelijkertijd elementen uit de dieren- of mensenwereld. Zo laat hij de bast zitten zodat een sculptuur uit een boom of tak lijkt te groeien, zoals in het beeld van een opengebroken ei in een staf die uit een boomstronk steekt. Het zijn vergankelijke en fragiele materialen, op het punt te verdwijnen, weer in de natuur op te gaan. Natuur en cultuur, plant en dier, dood en leven, maar ook materie en spiritualiteit staan met elkaar in verband. Soms zijn de stukken gegroepeerd als ware het gedenktekens, altaren of cult-symbolen uit een andere beschaving. Het gaat Maarten van der Horst om wat er in het beeld zit, hij is geen uit- maar invinder. De culturele status van natuur ligt bij hem in de vormen die het een andere inhoud geven. Toch maakt hij geen representaties of totems in de traditionele zin.
Animisme en totemisme zijn onlosmakelijk verbonden met rituelen, noodzakelijk om met contacten met natuurgeesten te onderhouden. Bij Maarten van der Horst is uitsluitend het maakproces een ritueel. Zijn totemisme refereert aan zichzelf, zijn neo-animisme impliceert geen representatie van een te benoemen geest. Toch verbeeldt hij iets dat groter is dan zichzelf: de herinnering aan de magische werking die de natuurlijke vorm kan uitoefenen op de geest.
Van 1 tot 28 juni 2003 in Zaal 100
Aja