Birgit Pederson (Kopenhagen 1958) woont vanaf 1988 in Amsterdam en maakte jarenlang tekeningen voor haar twee dochters. Ze bracht zodoende een wereld in beeld, die met het opgroeien van haar kinderen mee evolueerde; van mierzoete kerst- en verjaardagskaarten tot korte stripverhalen waarin haar dochters de hoofdrol spelen. Tot medio april stelt zij deze tekeningen, naast enkele wandkleden, tentoon in Zaal 100.
De oudste tekeningen tonen meisjes met sneeuwballen en velden vol paddenstoelen. In een later stadium zijn er bomen met handen in plaats van takken, wezens die het midden houden tussen insecten en mensen, of vrouwen die opgaan in wortels. Birgit: ‘Kinderen kunnen heel direct en to the point zijn. De essentie daaruit halen is geweldig. Ik vind het leuk dat je tekeningen voor kinderen absurd kunt laten zijn, maar ook dat je er een volwassen draai aan kunt geven. Kindertekeningen lenen zich er ook voor beweging uit te drukken. Ik zie raakvlakken met stripverhalen’. Op een van de afbeeldingen staat een moeder in de deuropening van een slaapkamer, duidelijk verbaasd dat haar dochter nog in bed ligt. Moeder zegt niets. ‘Maar mam, ik ben een puber’ roept haar half wakkere dochter. Dit soort uit het leven gegrepen humor is karakteristiek voor haar tekenwerk. In een serie illustraties legt ze een gesprek tussen twee kinderen vast. ‘Gaan we spelen dat we trouwen’, vraagt een meisje aan een jongetje. ‘Nee saai’, zegt het jochie, waarop een dialoog volgt die eindigt met het jongetje die roept dat hij een draak is. ‘Mmm, zullen we dan tikkertje spelen’, is de daaropvolgende vraag. ‘Oké’, zegt het jochie.
Behalve een indrukwekkende reeks prenten stelt Birgit een serie wandkleden tentoon; combinaties van applicaties, plooi- en borduurwerk. Alles vloeit er in een wereld van gestroomlijnde bloemen, zachte kleurschakeringen, figuren met gewaden als waterdruppels en bomen als vertakte rivieren. ‘Ik kom uit een familie van handwerklieden en kunstenaars. Mijn vader was stoffeerder, dus daar ben ik als kind mee vertrouwd geraakt. Ik begon met wandkleden vol vlinder- en bloemmotieven. Kort geleden vond ik een oude stoel en ik ben nu ook bezig met stofferen. Om een stoel te bekleden breng ik vooral plooien in de stoffering aan. Vilt knopen, stoffen manipuleren, het in elkaar grijpen van vormen spreekt mij aan’.
Na de tekeningen voor haar, inmiddels volwassen kinderen, komt nu de textielkunst, die eens zo’n grote rol speelde in haar jeugd, aan bod. Een rond en vloeiend verhaal.
Aja Waalwijk voor de Staatskrant april 2018