Van 10 december tot 7 januari stelt beeldend kunstenaar/performer Bert Nughi zijn werk ten toon in Zaal 100. De expositie bestaat uit schilderijen en schrijnen. Ook liggen er dagboeken ter inzage. Werk gevuld met de magie van het reizen, naar het buitenland en de binnenwereld.
Voor Bert Nughi is elke reis een droom en vice versa. Vaak is onderscheid tussen droom en werkelijkheid nauwelijks zichtbaar. Zijn dagboeken zijn gevuld met getekende en geschilderde landschappen, waarnemingen, herinneringen en visioenen. Teksten vormen een integraal onderdeel, net als in zijn nieuwe serie schilderijen die qua grootte en inhoud aansluit op de dagboeken. N.a.v. een dit jaar gemaakte reis naar Zuid Afrika schilderde hij vijfentwintig kleine doeken in allerlei stijlen. Elk beeld staat op zichzelf, samen vormen ze de installatie Afrika in Fragmenten.
Hij stelt ook schrijnen samen, geheime dozen die zich als drieluiken laten openvouwen. Bert Nughi: “Het zijn rituele objecten. Als je ze opent gaat het energieveld werken. Niemand ontkomt aan de kracht van de symboliek. Het maken van symbolen is vanaf de oudheid gezien als magische gebeurtenis. Men bezwoor de jacht door het eerst te schilderen. Het laadt op, maar het is ook een doem.”
De Mongoolse Prinses is een zwarte kast, die geopend de geschiedenis van een persoon vertelt. Een verhaal in de vorm van een drieluik, van links naar rechts opgedeeld in een verleden, heden en toekomst. Bert Nughi beeldt uit wat nog gaat gebeuren. “Ik was bevriend met een Deense vrouw. Ze had de wens in een bos te wonen en daar een gezin te stichten. Dus schilderde ik haar biddend in een bos. Later kreeg ik te horen dat haar wensen waren uitgekomen.” Het gaat Bert om kunst met de uitstraling van een amulet en dat maakt hem tot sjamaan.
Bert Nughi studeerde aan de Koninklijke Academie voor de Schone Kunsten te Den Bosch en aan de Stadsacademie te Maastricht en volgde een grafische opleiding in Geleen. Hij is beeldend kunstenaar, buthodans performer, waarbij hij de Japanse dans koppelt aan materialen uit de beeldende kunst.
Aja Waalwijk voor de Staatskrant december 1998